Wol zoekt nieuwe markt (Food & Agribusiness)

Nederlandse merinoschapen op het bedrijf van Reina Ovinge in Braambrugge. - Foto's Studio Kastermans

De prijzen voor schapenwol zijn historisch laag. De afzetmarkt is ingestort. Schapenhouders en kunstenaars proberen Nederlandse wol weer op de kaart te zetten.

Voor de meeste schapenhouders is wol een restproduct. Voor het afvoeren van donkere wol leggen ze tegenwoordig geld toe, 10 cent per kilo. Wolinkopers, zoals de Wolfederatie, betalen 15 cent voor een kilo goed gesorteerde witte wol. “De wol is onrendabel, helemaal als je bedenkt dat het scheren € 4 tot € 5 per schaap kost. Van een gemiddeld schaap haal je zo’n 2 tot 5 kilo af. Reken maar uit, daar verdient de boer dus niets aan”, zegt Ben Snik van de Wolfederatie.

Gedumpt voor de deur

Het is zelfs zo droevig, vertelt hij, dat partijen zwarte wol voor zijn deur worden gedumpt, zonder dat de afzender zich bekendmaakt. “De donkere wol ligt in veel schuren en zolders te wachten op betere tijden”, weet Snik. Zwarte wol is nog minder waard dan witte, omdat die niet geverfd kan worden.

De donkere wol ligt in veel schuren en zolders te wachten op betere tijden

– Ben Snik, Wolfederatie

De lage prijzen hebben volgens Ben Snik alles te maken met de vraag in China, waar de meeste wol heengaat. “Die is door corona stilgevallen en ook liggen er bij de Chinese wolbedrijven nog grote voorraden.”

China en Engeland

Jan Pijl zit al 35 jaar in de wolhandel. Hij haalt met zijn bedrijf in Drachten honderden tonnen Nederlandse wol op voor de Chinese markt. Daar wordt het verwerkt in de auto-industrie, matrassen en tapijten. Er gaat, zo vertelt hij, ook wol naar Engeland. Het is het enige Europese land met miljoenen schapen en nog een grote wolindustrie.

Bij British Wool – de organisatie die de hele keten tot en met de verkoop reguleert – zijn zo’n 40.000 schapenhouders aangesloten. Maar ook in Engeland wordt wol gedumpt vanwege de lage prijs en het grote overschot aan wol.

Afzetmarkt weg

Van de ooit florerende wolverwerkende industrie in Nederland is niets meer over. Er is volgens Ben Snik van de Wolfederatie ook geen afzetmarkt meer voor. Dat komt niet alleen omdat onze wol vanwege de dikke en stugge samenstelling kriebelt, dus minder geschikt is voor kleding – het is ook een geldkwestie. Snik: “De dure dekens, dekbedden van luchtige wol van Texelse schapen, zijn uit de mode geraakt en vervangen door goedkopere producten met vulmaterialen als nylon en polyester. Dat geldt ook voor hoogpolige tapijten van wol, die worden bijna niet meer gemaakt en zijn bovendien peperduur. Daarnaast zijn de loonkosten en de milieulasten hier een stuk hoger dan de totale verwerkingskosten van wol in het buitenland.”

Traditionele afzetmarkt verloren gegaan

De traditionele afzetmarkt in Nederland is verloren gegaan. Onze wol moet volgens Pijl voor de verwerking wel een paar keer de oceaan over – wassen, verven, kammen en spinnen – en die kosten komen in alle wolproducten tot uiting. Uiteindelijk moet de consument die prijs willen betalen. “Daar zit de crux”, zegt hij.

Pijl: “Als ik negatief denk, wordt wol straks een afvalproduct dat voor geld moet worden afgevoerd. En geloof mij, het is een utopie om te denken dat de prijzen weer richting € 1 per kilo gaan.”

Zelfs China wijkt volgens Pijl voor de wolverwerking al uit naar lagelonenlanden in Afrika.

Het is een utopie om te denken dat de prijzen weer richting € 1 per kilo gaan

– Jan Pijl, wolhandelaar

Atelier

Toch zijn er schapenboeren en wolliefhebbers en zelfs kunstenaars die de Nederlandse wol weer op de kaart willen zetten. Een van hen is Reina Ovinge, kleinschalig schapenhouder en eigenaar van The Knitwit Stable, een boerderij met een brei-atelier in Baambrugge (U.).

Schapenhoudster Reina Ovinge in haar schuur, waar drie grote zakken wol staan, gekocht van boeren uit de regio. Op de foto links mohair van geiten, in de middelste zit schapenwol, achterin staat een zak met bruine alpaca wol.

Kleding

Samen met twee breispecialisten en een stagiaire maakt ze kleding van wol van haar angorageiten (mohair), Texelse en Nederlands gefokte merinoschapen. Ze heeft ruim veertig ooien, maar koopt ook wol in van boeren uit de regio. Afhankelijk van de kwaliteit en vezeldikte betaalt ze € 1,50 à € 2 euro per kilo voor Nederlandse schapenwol.

Bedrijf verkocht

Ovinge komt uit de textielwereld. Ze verkocht met haar bedrijf miljoenen kledingstukken aan de grote winkelketens. “We bestelden garens en lieten truien maken, maar omdat ik maar een klein stuk van de confectie kende – vanaf het garen tot de trui – ben ik naar China gegaan om te ontdekken hoe het er in de fabrieken aan toe gaat waar de wol tot garens wordt verwerkt.” Ze heeft er een week gewerkt en na die ervaring besloot ze het in eigen hand te houden. Van schaap of geit tot trui.

Eigen modelabel

Ovinge verkocht haar bedrijf en maakt sinds 2013 shawls, mutsen en truien voor haar eigen modelabel Trek&Trees. Ook richtte ze het Dutch Merino project op, waarin tientallen boeren en Nederlandse fokkers van merinoschapen samenwerken om de kwaliteit van de wol te verbeteren. Ovinge: “De Nederlandse wol prikt, maar met een mix van merino en alpacawol maken we nu zachte, fijne truien. Dat hebben Nederlanders het liefst.” De trui is populair, waardoor ze de productie verdubbelt naar 700 stuks voor deze winter.

Nederlandse wol prikt, maar met een mix van merino en alpacawol maken we nu zachte, fijne truien

– Reina Ovinge, kleinschalig schapenhouder en eigenaar van The Knitwit Stable

Merino

Jannie Wijna, schapenhouder in Koewacht in Zeeuws-Vlaanderen, zit ook in het Dutch Merino project. Op haar wolboerderij Blij Bezuiden werkt ze al zestien jaar met Nederlandse merinoschapen. Het zijn dubbeldoel schapen, die ‘superfijne’ wol leveren dankzij ki met sperma uit Australië. “Je trekt hier nu eenmaal geen blik merino’s open.”

Door Franse merinorammen naar haar bedrijf te halen – vers bloed – heeft ze sneller groeiende lammeren en daardoor ook beter vlees, al is het niet te vergelijken met een Texels lam, geeft ze toe.

‘Driedubbeldoelschapen’

Naast de wol en het vlees verwerkt ze ook de huid, die ze looit tot een schapenvacht. “Lekker voor op de bank. Dus eigenlijk heb ik driedubbeldoel schapen”, zegt ze lachend.

De wol laat ze net als Ovinge verwerken tot garens in Italië. Wijna: “Merino is een lastige vezel en in het land van grote designers is de kennis nog aanwezig.” In haar winkel verkoopt ze, naast Dutch Merino-kleding, weefgetouwen en spinnewielen. Ze wil met haar zeventig ooien dolgraag uit de hobby weg, maar dat zit er nog steeds niet in. Jannie: “Je moet het geweldig vinden, anders doe je dit niet.”

Met een linking machine zet ze de losse gebreide panden van truien en mutsen in elkaar. Achter Ovinge staat een nieuwe blauwe breimachine waarmee ze truien niet in 10 uur, maar in 3,5 uur breit.

Ook Ovinge verdient het geld niet met de wol, maar met het geven van masterclasses over de productie ervan. Ook geeft ze betaalde adviezen aan modeprofessionals, retailers en designers. “Ik zoek constant naar samenwerking met modemerken en boeren die mee willen denken over nieuwe toepassingen. Wol van Nederlandse merinoschapen is echt top of the bill en doet € 10 per kilo.” Uiteindelijk hoopt ze een goed businessmodel te ontwikkelen waardoor ook de boer zijn wol weer gunstig kan afzetten.

Grootschalig

Het zijn niet alleen kleinschalige schapenhouders; ook Rob Adriaanse probeert de wol van zijn duizend ooien op zijn boerderij in Eindhoven te vermarkten. Hij houdt Kempische heideschapen, een ras dat van oudsher voorkomt in het gebied.

Adriaans vertelt dat particulieren aan de deur pakketjes wol kopen om te vilten of te spinnen. Daarnaast runt zijn vriendin op de boerderij een winkel en een site waar wollen producten als truien, mutsen, dekbedden, sloffen en fietszadeldekjes worden verkocht. Een klein deel van zijn wol verkoopt hij aan wolhandelaren, want anders weet hij niet wat de wolprijs doet. En of het een lastige markt is? “Tsja, we houden er een kleinigheid aan over, maar je mag tegenwoordig al blij zijn als je wat verdient.”

Kunstenaar

“Wol is zo briljant”, zegt kunstenaar Claudy Jongstra. Ze maakt in haar atelier in Spannum (Fr.) grote vilten wandtapijten van de wol van Drentse heideschapen. En ze doet dat met groot succes. Haar stukken hebben inmiddels wereldfaam verworven en haar werk hangt in musea, waaronder het Albert Museum in London en het San Francisco Museum of Modern Art.

Vanwege de slechte wolprijs krijgt ze wekelijks gratis kilo’s wol aangeboden van boeren. Schokkend, vindt Jongstra, want het werd ooit als betaalmiddel gebruikt. Alles draait voor haar om het herwaarderen van het product en de ambachtelijke productiemethoden. “Wol hoort bij ons land”, meent Jongstra.

Kledingstukken voor modeontwerpers

Ze maakt naast kunst ook kledingstukken voor modeontwerpers. “In de fashionwereld merken ontwerpers dat het duurzamer en milieubewuster moet. Dat het systeem niet houdbaar meer is. Dat er een omslag moet komen.”

“Kleding is een wegwerpartikel geworden”, vult Ovinge aan. Maar de verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij bedrijven, maar ook bij consumenten. Het moeilijkste is dat die er geen geld meer voor over hebben. “We zijn de waarde ervan vergeten. Het is geen massaproduct. Een trui kost gewoon zo’n € 300”, legt ze uit.

Product uitdragen

“Schapenhouders zouden meer moeten uitdragen hoe mooi en functioneel wol is. Het is duurzaam en je doet er jaren mee”, zegt Saskia Duives, voorzitter van de LTO vakgroep Schapenhouderij. Op haar bedrijf Uilenstad Wol & Schapen in het Brabantse Vlijmen houdt ze Shetlandschapen, die fijne, zachte wol leveren. Duives: “Het is een lastige markt en ook de concurrentie van grote wolbedrijven uit China is moordend. Als de consument eerst maar eens een wollen mutsje koopt in plaats van acryl, maar dan moeten de strenge winters wel terugkomen.”