Elk jaar gaat zo'n 1,2 miljoen kilo Nederlandse wol verloren omdat schapenboeren er geen fatsoenlijke prijs voor kunnen krijgen. Tegelijkertijd kopen we bergen plastic kleding, die onder erbarmelijke omstandigheden in Azië worden gemaakt, en snel verslijten. Terwijl een wollen trui wel 75 jaar kan meegaan… Met The Knitwit Stable wil Reina Ovinge van consuminderen de norm maken en laten zien dat – als je het goed aanpakt – wol een stuk minder belastend is voor de Aarde dan vaak wordt gedacht.
We moeten een enorme omslag maken: van kwantiteit naar kwaliteit
“In de jaren ’90 kreeg een boer vijfentwintig gulden voor een schapenvacht. Nu ligt de prijs van witte wol op zo’n tien cent per kilo en moeten boeren zelfs betalen om zwarte wol te laten afvoeren. Hierdoor eindigt een groot deel van de 1,2 miljoen kilo wol die in Nederland jaarlijks van onze schapen afkomt in de vuilverbrander”, vertelt Reina Ovinge, oprichter van The Knitwit Stable. “Terwijl het een biologisch afbreekbaar materiaal is dat je bijna nooit hoeft te wassen én dat tientallen jaren meegaat.” Toch dragen we amper wol en vooral polyester, want: “synthetische garen zijn het goedkoopst en dat is wat telt in de fast fashion industrie”, weet Reina, die zelf jarenlang als leverancier voor grote modeketens werkte. “H&M en Zara openden in die tijd net hun deuren en mensen waren dolenthousiast over de lage prijzen. Maar in de fabrieken zag je de druk alsmaar toenemen en de salarissen verslechteren”, deelt ze. “Als ik daarover in gesprek ging met grote merken, zeiden ze: ‘Prima als je de arbeidsomstandigheden wil verbeteren, zolang het maar niet ten koste gaat van onze marge.’ In die zin is er weinig verandert: kledingmerken kopen hun items nog steeds voor een tientje in en leggen ze vervolgens voor dertig of zelfs veertig euro in de winkel.” Met The Knitwit Stable wil Reina laten zien dat het anders kan. “We hebben 35 merinosschapen en 20 angorageiten, die het land holistisch begrazen. Dit houdt in dat je ze steeds naar een nieuw stukje weide verplaatst, waardoor de bodem niet uitgeput raakt, maar juist opbloeit, en de parasietendruk afneemt”, legt Reina uit. “Eigenlijk wilden we een voedselbos vol schapen en geiten, maar uit het bodemonderzoek bleek dat het daarvoor hier te nat is, want we zitten op veen. Dus hebben we voor kruidenrijk grasland gekozen, uiteraard zonder kunstmest en pesticiden.”
Er komen hier zoveel jonge mensen die iets met hun handen willen doen. Ook daarom is die lokale maakindustrie zo waardevol
Van vacht tot trui Reina en haar team scheren de vachten van hun geiten en schapen met hulp van een lokale schapenscheerder. Ook werken ze samen met Nederlandse schapenboeren, die ze fatsoenlijk betalen voor hun wol. “Die ruwe wol brengen we naar België of Noord-Italië, want in Nederland zijn geen wol-wasserijen meer te vinden”, zegt Reina. “Na het wassen houd je ongeveer de helft over, de rest is vuil en vet. Dat wordt gekaard (een soort borstelen) en gekamd, zodat je een mooie lont krijgt waarvan onze spinnerij in Italië – want ook die bestaan niet meer in Nederland – garen maakt. En van die garen breien wij met onze breimachine onder andere truien en vesten.” “Omdat boeren al heel lang bijna niks voor hun wol krijgen, gooien ze al jaren alles bij elkaar: buik-wol, poten-wol, soms nog een beetje mest, want dat maakt het geheel lekker zwaar”, weet Reina. Hierdoor laat de kwaliteit van Nederlandse wol soms wat te wensen over, geeft ze toe. “Maar het is natuurlijk een kip-ei verhaal, want als je de boer eerlijk betaalt, ontstaat er ruimte om tijdens het fokken te selecteren op schapen met de mooiste vachten. Of om de wol schoon te maken en te sorteren op kwaliteit. Hierbij proberen we de boeren met wie we samenwerken te helpen.” Verder adviseert Reina kledingbedrijven om groener te worden en geeft ze masterclasses aan textiel-studenten: “Er komen hier zoveel jonge mensen die niet achter een laptop willen werken, maar iets met hun handen willen doen. Ook daarom is die lokale maakindustrie zo waardevol.”
Onze wollen truien gaan 75 jaar mee, terwijl een trui van polyester na gemiddeld zeven keer dragen versleten is
Van kwantiteit naar kwaliteit
Veel mensen verbazen zich over de prijzen van The Knitwit Stable, met truien en vesten van een paar honderd euro per stuk. “Maar we zijn een stichting, dus we maken geen winst”, benadrukt Reina. “Dit is simpelweg de échte prijs voor een wollen trui als je de boer eerlijk betaald, schapen goed behandeld, de wol in Europa verwerkt en je werknemers niet uitbuit. Wil je het veel goedkoper, dan kom je al snel uit bij arbeiders in Bangladesh die zes dagen per week voor 150 euro per maand achter een naaimachine zwoegen. Of bij geitenboeren in Mongolië die zoveel kasjmiergeiten op een klein oppervlak houden dat de bodem compleet uitgeput raakt en het landschap langzaam maar zeker verwoestijnd.”
“Onze wollen truien gaan 75 jaar mee, terwijl een trui van polyester na gemiddeld zeven keer dragen versleten is. Daar moet je dus veel meer van kopen, waardoor je lang niet zo goedkoop uit bent als je denkt”, voegt Reina toe. Hetzelfde geldt voor de voetafdruk van een materiaal, stelt ze: “Als je een trui van polyester en een wollen trui vergelijkt, dan komt de polyester-variant qua waterverbruik en CO2-uitstoot beter uit de bus. Maar daarbij vergeten we wederom dat wol vele malen langer meegaat, en dus dat je er minder van hoeft te produceren, plus dat het biologisch afbreekbaar en hernieuwbaar is. We moeten dus een enorme omslag maken: van kwantiteit naar kwaliteit.”
Reina pleit tevens voor true pricing, zodat lokaal en eerlijk ook financieel de meest aantrekkelijke optie worden. “Nu zijn uitbuiting en vervuiling spotgoedkoop, terwijl wij moeite hebben om alles rond te rekenen”, deelt ze. “Hierdoor ben ik – en vele andere lokale en ecologische ondernemers met mij – veel tijd kwijt achter mijn laptop, speurend in Excel-sheets naar oplossingen. Terwijl we onze energie juist willen focussen op de wereld een stukje mooier maken.”
Verrijking
“Ik vind het heerlijk om de schapen en geiten ‘s morgens te voeren, dat je buiten loopt en met de beesten bent”, vertelt Reina. “Maar wat ik het meest bijzondere vind, is dat je zelf iets maakt: van vacht tot trui. En dat je dan denkt: dit heb ik zelf gemaakt, het is mogelijk.” The Knitwit Stable heeft haar een positievere kijk op de wereld gegeven: “Eerst zat ik middenin de fast fashion bubbel, nu ontmoet ik elke dag mensen die geven om anderen, dieren en de Aarde. Dat is een enorme verrijking.”
Ook impact maken met je kleding? Dit kun je doen:
- Vraag jezelf bij iedere aankoop af: heb ik dit écht nodig? De meest duurzame optie hangt namelijk al in je kast. Doe – voor eerste hulp bij consuminderen – mee met de Koop Niks Nieuws Challenge van MaatschapWij en Zero Waste Nederland. Of ga op kledingdieet.
- Mocht je toch iets ‘nieuws’ nodig hebben, probeer het kledingstuk dan te lenen, ruilen of huren. Bijvoorbeeld bij een vriend(in) of een kledingbibliotheek zoals LENA Library. Ook leuk: organiseer een kledingruil. En ga je voor tweedehands? Kies dan voor goede kwaliteit en natuurlijke materialen die biologisch afbreekbaar zijn zoals katoen, hennep, linnen en wol.
- Toch iets nieuws kopen? Zorg dat het item minimaal tien jaar meegaat én dat jij het over tien jaar ook nog wil dragen. Ga verder voor natuurlijke en biologische materialen, die vrij zijn van landbouwgif, het liefst met de GOTS-certificering. En kies waar mogelijk voor lokale bedrijven zoals The Knitwit Stable, die hun kleding in Europa produceren, om zo uitbuiting en ellenlange transporten te voorkomen.
- Op zoek naar meer inspiratie en informatie? Milieu Centraal, Zero Waste Nederland en Think Big Act Now zijn betrouwbare bronnen.